tussenkomst van Erik De Quick in verband met de ruimtedefinitie groene binnengebieden

In het bestuursakkoord 2019-2024 staan heel mooie beloften.
Ik weet dat de legislatuur nog niet ten einde is en er dus zeker nog wat tijd rest om een aantal zaken te verwezenlijken, maar niettemin is het toch wenselijk om de begroting even te toetsen aan de planning. En er vallen mij onmiddellijk al enkele bijzonder zaken op. Zo lees ik in het bestuursakkoord bij het algemeen beleid dat u het evenwicht wil bewaken tussen stedenbouw en milieu. U schenkt hier de nodige aandacht aan het belang van groene ruimten en binnengebieden. In uw ‘goednieuwsshow’ tijdens de verenigde raadscommissie van 6 november meldt u dat u met het provinciaal ruimtelijk beleidsplan Antwerpen een scherper ruimtelijk beleid beoogt door een intensievere én kwalitatievere invulling van de bestaande ruimte. U stelt tevens dat u verdere uitwerking wil bewerkstellingen door deze abstractie visie door te vertalen naar concrete acties. Wat wordt bedoeld met de intensievere en kwalitatievere invulling van de bestaande ruimte wordt niet gedefinieerd. In nogal wat steden en gemeenten liggen er groene binnengebieden in zones die als bouwgrond zijn ingetekend. Vandaar mijn vragen:
• Hoe moeten we ons in die binnengebieden de kwalitatievere invulling voorstellen?
• Benadert u de bestaande ruimte vanuit het oogpunt “mogelijkheid tot bewoning” (- niet bebouwd gebied in een bouwzone – of “mogelijkheid tot beplanting” – niet bebouwd gebied dat groene zone kan worden?
• Zal hierbij voorrang worden verleend aan de verdere bebouwing van deze gebieden of zal er worden gekozen voor meer beplanting met luchtzuiverende bomen?
• Wordt er voorrang gegeven aan stadsuitbreiding / stadsinbreiding of aan natuuruitbreiding in deze bestaande ruimte?
• Vanaf wanneer wordt gesproken van een groen binnengebied? Wat is hiervan de minimum en maximum grootte? Wat is hiervan de concrete invulling? Gaat het om bosgebied, of gewone grasbegroeiing, om weiland, enz.?

antwoord van de heer LEMMENS, gedeputeerde.
Mijnheer De Quick, ik zal eerst even op uw vragen antwoorden alvorens ik verder de complimenten van mevrouw Van Dienderen in ontvangst neem. Mijnheer De Quick, de concrete invulling van binnengebieden is een zaak van die omgevingsvergunningen, de bijhorende wetgeving en de ruimtelijke planning op gemeentelijk niveau. Het zijn zij die rond binnengebieden al of niet een vergunning moeten afleveren of de definitie geven. De zogenaamde goednieuwsshow waar u naar verwijst: ik vind dat een beetje oneerbiedig, eerlijk gezegd, voor het werk dat onze mensen daar hebben ingestoken. Ik heb gebracht waar er al 2 à 3 jaar aan gewerkt is. Men zou dat ook wel mogen appreciëren, denk ik. In die nota Ruimte in dat provinciaal beleidsplan Ruimte Antwerpen gaan we niet in op de binnengebieden op zich, maar wel op de woonkern en de rol van de kern in het groter geheel. Hoe maken we een woonkern als geheel kwalitatiever, en hoe komen we hier tot een kwalitatieve verdichting? Dat is in feite waar het over gaat. We gaan de lokale besturen voor dit aspect natuurlijk ondersteunen.
Dat is belangrijk als zij hun gemeentelijke beleidsplannen willen verfijnen. En dan gaan we er zeker ook mee werken. U vroeg ook: benadert u de bestaande ruimte vanuit het oogpunt mogelijkheid tot bewoning, of mogelijkheid tot beplanting, enz.? Wij benaderen nu de bestaande ruimte vanuit onze 4 basisprincipes. Die zijn zuinig ruimtegebruik, veerkracht, nabijheid en bereikbaarheid. U hebt het allemaal kunnen vernemen. Bij de benadering van de mogelijkheden in de kern is er dus zeker geen of-of-verhaal, maar een en-en-verhaal. De ruimte zullen we in zijn totaliteit bekijken. Het invullen van de binnengebieden moet doordacht gebeuren met het oog op de leefbaarheid voor bewoners en gebruikers. Dat invullen kan zowel met bebouwing van open ruimte, als een combinatie van beide zijn. Maar de voorwaarde moet steeds kwaliteit zijn waar we ook altijd willen op inzetten. Dat is ook een principe dat als een rode draad door onze nota Ruimte zit, van ons provinciaal beleidsplan Ruimte. U hebt dan nog vragen over de voorrang voor de verdere bebouwing van de gebieden, en luchtzuiverende bomen, enz. Beide vragen, de stadsuitbreiding, de stadsinbreiding, en de natuuruitbreiding in bestaande ruimte, zijn belangrijk. Wij gaan voor het versterken, en dat is ook een basis van onze nota Ruimte, van de open ruimte, dus ook in kernen. Maar we gaan ook voor inbreiding en verdichting in kernen die goed gelegen zijn en een hoog voorzieningsniveau hebben. Dat is ook belangrijk. Je moet die samen bekijken, open ruimte en verdichting. Als je verdichting kan realiseren, kan je ook buiten meer open ruimte garanderen. Dat is de visie die alom aanwezig is in onze nota Ruimte. Die aspecten zijn opgenomen in de conceptnota, zuinig ruimtegebruik en veerkracht, en ook samenhangend ecologisch netwerk. Dat is dus geen voorrangsdiscussie waar we het hier over hebben, maar ik denk dat algemene normen of voorrangsregels hier ook geen soelaas brengen. We moeten die zaken echt bekijken in functie van het gebied. Maar fundamenteel is: verdichten zodat je meer open ruimte kan creëren. Je zal ook moeten verdichten, maar ook open ruimte creëren in de steden, want mensen moeten zich daar goed bij voelen. Dat is geen gemakkelijke discussie, maar die moeten we in alle geval toch aangaan. Wanneer wordt er gesproken van een groen binnengebied? Ik zal u heel duidelijk zeggen dat daar geen duidelijk afgelijnde definitie is van een binnengebied. In ruimtelijke ordening gaat het vaak om het gebied gelegen binnen een bebouwd blok. Soms gaat het ook om een aaneenschakeling van verschillende tuinen. Dat kan ook een binnengebied zijn. In onze nota Ruimte wordt die term ook niet gebruikt, omdat wij natuurlijk als provincie het ruimere kader bekijken met een helikopterzicht over onze ganse provincie. Definities van een kern in een gemeente zullen meer en meer door een gemeente bepaald worden via RUP’s en dergelijke meer. Wij geven de grote lijnen mee en hopen natuurlijk dat die grote lijnen ook worden gebruikt door gemeenten in hun vergunningenbeleid.

De heer DE QUICK.- Gedeputeerde Lemmens, bedankt voor uw uitleg. Ik had dat antwoord verwacht. Het is inderdaad zo dat de gemeenten met ruimtelijke uitvoeringsplannen een aantal bepalingen opleggen, maar het stoort mij een beetje dat de provincie geen onderscheid maakt in die binnengebieden tussen de binnengebieden waar een bedrijf gestaan heeft, of die gebetonneerd zijn en de groene binnengebieden. Het gebeurt nu meer dat er stadsinbreiding gebeurt, zelfs op groene binnengebieden. En als ik dan in de toespraak van de gouverneur hoor dat gezonde lucht en fijnstof een prioriteit moet zijn, denk ik dat je beter die groene binnengebieden in de steden bewaart en behoudt en aan stadsinbreiding doet aan die gebieden die ooit bebouwd zijn geweest, of die gebetonneerd of verhard zijn, en niet in die groene binnengebieden een stukje bebouwt en dan de helft van dat groene gebied wegneemt om dan de helft te behouden als groene zone met gras. Ik denk als de provincie gaat voor duurzaam ruimtegebruik, u inderdaad, zoals u daarstraks heeft gemeld, in overleg moet gaan met die gemeenten over de ruimteinvulling, en dat u een sturende rol kan hebben in die bepaling van die groene binnengebieden en stadsinbreiding en stadsuitbreiding. Het is namelijk zo dat het niet alleen gaat om groene gebieden buiten de steden en woonkernen, maar dat het van het grootste belang is dat er ook groene gebieden blijven binnen die stads- en dorpskernen omdat die uiterst belangrijk zijn voor onze gezondheid.

De heer LEMMENS, gedeputeerde.- Het zal u misschien verbazen, maar ik ben volledig akkoord met wat u zegt. Dat is niet in tegenstrijd met onze nota Ruimte. Uiteraard moet je binnen steden en dorpen ook zien, ook al wordt er verdicht, dat je ook nog kwalitatief genoeg open ruimte hebt. Ik denk dat elke gemeente die zichzelf respecteert ook wel tracht in zijn kern de nodige ruimte te voorzien waar mensen zich goed voelen. Dat is de kwaliteit waar ik het daarjuist over had. Maar het zal natuurlijk aan de gemeenten zijn om binnen RUP’s en binnen beleidsmatig gewenste ontwikkelingen te zien of zij hun kernen op een goede manier verder ontwikkelen. En ik hoop dat ze doen met in het achterhoofd dat beleidsplan Ruimte provincie Antwerpen, waar een aantal worden aangereikt naar gemeenten om ermee om te gaan. Dat is verdichting en open ruimte, maar kwalitatief ruimtegebruik. Dat is enorm belangrijk in deze.