erediensten: rapportering en opvolging

uit het verslag van de provincieraad, zitting 9 december 2020:
De heer DE WINTER zegt dat hij met zijn tussenkomst de discussie niet wil aangaan of alle geloofsovertuigingen al dan niet gesubsidieerd hoeven te worden, maar om duidelijkheid krijgen over de verplichtingen van onze provincie tegenover de erkende erediensten.
Samengevat heeft de provincie de verplichting om de tekorten bij te passen van de exploitatie, investeringstoelages uit te betalen, eventueel een secretariaatsvergoeding en een woonstvergoeding aan de geloofsbedienaar. Maar toch even ter herinnering dat bijvoorbeeld moskeeën meer zijn dan gebedshuizen maar ook gemeenschapshuizen, scholen, …
Ook heeft de provincie de verplichting om de meerjarenplannen goed te keuren en advies te geven over de jaarrekeningen en de erkenning.
Daarnaast oefent de provincie een algemeen administratief toezicht uit en vindt er minstens twee maal per jaar overleg plaats met de desbetreffende eredienst.
Wat gebeurt er indien de provincie merkt dat er zaken niet in orde zijn? Inhoudelijke dossiers bespreken we best op de raadscommissie maar in één van de budgetten 2020 en meerjarenplannen 2020-2025 staat er bijvoorbeeld te lezen: de brandblussers in onze kerk hebben ook hun tweejaarlijkse keuring nodig (eigenlijk had dit in 2019 moeten
gebeuren, maar we hebben het uitgesteld vanwege de financiële beperkingen).
Wat doet de provincie met deze informatie?
Worden tekortkomingen steeds doorgegeven aan een boven of onderliggend niveau?
Worden de tekorten van de exploitatie zomaar bijgepast?

Wat is de rol van de gouverneur in de rapportering en opvolging van dossiers over erediensten?
In 2021 gaat Vlaanderen opnieuw lokale geloofsgemeenschappen erkennen wat wil zeggen dat voor onze provincie er islamitische, protestantse en orthodoxe geloofsgemeenschappen zullen bijkomen. Nieuwe erkenningen gaan ongetwijfeld zwaar wegen op het provinciale budget.
Heeft de deputatie zicht op het aantal dossiers die klaar liggen om erkend te worden?
Voorzien we niet best de stijging van de uitgaven aan de erediensten nu al in het meerjarenbudget?

De heer LEMMENS zegt dat wat de brandbeveiliging betreft het eredienstendecreet van 7 mei 2004 zeer duidelijk is:
de verantwoordelijkheid ligt bij het desbetreffende kerkbestuur.
Niemand, noch de financierende overheid, noch de diensten van het administratief toezicht, noch de stadsdiensten, kunnen zich in de plaats stellen van of optreden namens de desbetreffende kerkfabriek of comité. Maar, het spreekt voor zich dat we zulke zaken bespreken op het halfjaarlijks overleg tussen provincie en kerkbestuur, waarbij we het kerkbestuur wijzen op zijn verantwoordelijkheid.

Er is niet ‘zomaar’ een bijpassing, maar de mogelijkheden zijn wel beperkt. Zo heeft de provincie enkel inspraak bij de goedkeuring van de meerjarenplanning. Dan kijkt onze administratie na of de kerkbesturen geen kosten opnemen waarvoor de provincie geen verplichting tot tussenkomst heeft. Enkel uitgaven in functie van de eredienst zelf worden aanvaard, geen kosten voor bijvoorbeeld de organisatie van sociale of culturele activiteiten. Ook worden er afspraken gemaakt qua timing van bepaalde aankopen of werken.
Als de budgetten binnen het goedgekeurde meerjarenplan van de eredienst vallen, is er juridisch geen verdere inspraak meer mogelijk.

De rol van de gouverneur is dubbel. Enerzijds is de gouverneur voorzitter van de deputatie, anderzijds is zij commissaris van zowel de federale als gewestregering. In die zin is ze betrokken bij zowel het administratief toezicht als het eventuele beroep tegen beslissingen van de provincieraad.

In totaal zijn er 58 dossiers voor erkenning ingediend voor 1 juli 2019, waarvan 20 uit de provincie Antwerpen: 18 voor de islamitische en 2 voor de orthodoxe eredienst. In het voorontwerp van decreet inzake de erkenningen, dat de Vlaamse regering onlangs goedkeurde, zouden deze wel nog een procedure moeten doorlopen die minimaal 1 en maximaal 2 jaar en 1 maand in beslag zal nemen. Het is ook niet zeker of al deze lokale geloofsgemeenschappen zich willen inschrijven in de nieuwe verstrengde regels en ook effectief een hernieuwde aanvraag gaan indienen. Het nieuwe decreet zou in werking treden op 1 september 2021. De budgettaire impact voor de provincie is er ten vroegste vanaf budget 2023. Die impact zal hoe dan ook aanzienlijk zijn.
Als alle 20 dossiers hernieuwd en erkend worden, spreken we over een bijkomende jaarlijkse kost van om en bij de 700.000 EUR.
Dit lijkt ons, aldus de heer Lemmens, onrealistisch, zowel qua budget als qua timing. Een dergelijk bedrag ophoesten, midden de legislatuur. Het spreekt voor zich dat we hierover in gesprek gaan met de Vlaamse regering. Vanuit de VVP is hiervoor initiatief genomen.

De heer DE WINTER bedankt de gedeputeerde voor zijn gedetailleerd antwoord.